Wat voeren?
De snavelvorm van een vogel hangt samen met het dieet. Een zaadeter heeft een dikke, stevige snavel waarmee hij pitten en zaden kan kraken. (bijv. vink, mus en groenling). Een spitse snavel duidt op het vangen van insecten(-larven) en zijn vaak kleine zangvogels (mezen, roodborst, heggenmus en winterkoning). Alleseters hebben een stevige, puntige snavel (bijv. merel, houtduif en kraai).
In uw tuin komen dus vogels die verschillende voorkeuren hebben. Daarom is het belangrijk om verschillende soorten voer aan te bieden.U kunt het voer op diverse plaatsen en manieren aanbieden. Op een voerdertafel bijvoorbeeld kunt u verschillende soorten voer strooien en leggen, maar ook vetbollen en pindanetjes kunnen er aan worden gehangen. En de geknoeide resten kunt u laten liggen want daar komen de roodborst, winterkoning en heggenmus graag op af.Voor zaadeters zijn dus verschillende soorten zaden zeer geschikt. In pinda's zit veel zetmeel en in veel soorten zaden, als zonnebloempitten, zitten veel oliën.Voor insecteneters is fijn strooivoer en speciaal voer beter geschikt. Verder komen op vet-blokken en -bollen vrijwel alle tuinvogels af: zaad-, insecten- en alleseters. Door het dierlijk vet kunnen de vogels de lagere temperaturen beter aan